Vordering tot vernietiging overeenkomst is ten onrechte gericht tegen bestuurders in plaats van de vennootschap
Het hof wijst een tegen bestuurders ingestelde vordering tot vernietiging van een overeenkomst af, omdat deze niet is gericht tot de vennootschap die partij was bij de rechtshandeling (art. 3:51 lid 2 BW). Bestuurders krijgen gelegenheid om te reageren op nieuwe stellingen inzake bestuurdersaansprakelijkheid.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 27-10-2020