Naar boven ↑
3.160 resultaten

Rechtspraak

INS 2019-0051

Boddaert q.q./X

De curator spreekt de bestuurder van de failliete onderneming aan op grond van artikel 2:248 BW, en spreekt zowel de bestuurder als de moedervennootschap aan uit onrechtmatige daad. De rechtbank acht het 18 dagen te laat publiceren van de jaarrekening een onbelangrijk verzuim, zodat het op de weg van de curator ligt om te stellen en te bewijzen dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur. De curator is in dit bewijs geslaagd. De bestuurder had moeten ingrijpen toen bleek dat de failliete onderneming door eigen projecten op enig moment niet langer voldoende inkomsten kon genereren om nog langer de onvoldoende doorbelasting van kosten te kunnen dragen. Dit deed hij echter niet, wat ervoor heeft gezorgd dat de onderneming binnen een paar jaar leegliep en uiteindelijk failleerde. De vordering jegens de moedervennootschap kan echter niet worden toegewezen, aangezien de curator niet alle schuldeisers vertegenwoordigt, maar slechts de schuldeisers met een vordering na het moment dat de failliete onderneming afhankelijk werd van interne opdrachten. De rechtbank verklaart voor recht dat gedaagde B de failliete vennootschap onbehoorlijk heeft bestuurd, welk onbehoorlijk bestuur overeenkomstig artikel 2:248 BW een belangrijke oorzaak is van het faillissement van die vennootschap. De rechtbank veroordeelt gedaagde B tot vergoeding van de geleden schade, bestaande uit het tekort in het faillissement van de vennootschap, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Rechtbank Midden-Nederland, 03-10-2018