Schorsing en hervatting procedure door pandhouder

De Hoge Raad beantwoordt de vraag of en wanneer de houder van een pandrecht op een vordering uit hoofde van diens inningsbevoegdheid de procespositie van de pandgever in een procedure tot inning van de verpande vordering kan overnemen.

Faillissementsverhoor is niet bedoeld om alvast antwoord te krijgen op bepaalde vragen teneinde de proceskansen van een procedure te kunnen inschatten

De rechter-commissaris in het faillissement van ‘onderneming 1’ heeft een externe adviseur (‘C’ in de uitspraak) opgeroepen voor een faillissementsverhoor (art. 66 Fw). De adviseur heeft vier banken geadviseerd in de totstandkoming van een transactie waarvan de curatoren vernietiging vorderen op grond van de pauliana. De banken verzetten zich tegen het verhoor van de adviseur en verzoeken de rechtbank (ex art. 67 Fw) om de beslissing van de R-C te vernietigen. Zij voeren daarvoor onder meer aan dat sprake is van misbruik van bevoegdheid door de R-C. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond slaagt en vernietigt de beslissing.

Vernietiging faillissement Shen's Sauzen

Het hof vernietigt het faillissement, omdat met alle schuldeisers (behalve de Belastingdienst) een regeling is getroffen. De Belastingdienst kan na een herfinanciering alsnog worden betaald.

Faillietverklaring na hoger beroep

De hoogte van een vordering hoeft niet vast te staan. Pluraliteit van schuldeisers blijkt onder meer uit het NOW-register.

WHOA: schuldeisers hebben doeltreffend rechtsmiddel om bevoegdheid rechter te betwisten

Op grond van 5 lid 1 IVO hebben schuldeisers de mogelijkheid een beslissing tot opening van een hoofdinsolventieprocedure aan te vechten voor de rechter. Naar het oordeel van het hof beschikken alle schuldeisers over een doeltreffend rechtsmiddel tegen de beslissing tot opening van de openbare WHOA-procedure als hoofdinsolventieprocedure.

IVO van toepassing op vorläufiges Insolvenzverfahren

Ten aanzien van een aantal gedaagden is in Duitsland een vorläufiges Insolvenzverfahren geopend. Hoewel deze procedure niet is opgenomen op bijlage A, overweegt de voorzieningenrechter dat de IVO van toepassing is.

Bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:138 jo. 2:300a BW

Aansprakelijkheid van twee bestuurders en de feitelijk bestuurder van een stichting voor het boedeltekort in faillissement. De twee bestuurders hebben vrijwaring gevorderd door de feitelijk bestuurder. In de vrijwaringszaak wordt de draagplicht gesteld op 50% voor de feitelijk bestuurder en op 25% voor beide bestuurders.

Aansprakelijkheid voor tekort door onverantwoorde dividenduitkering

De bestuurder en aandeelhouder van de failliete vennootschap zijn aansprakelijk voor het tekort dat als gevolg van een onverantwoorde dividenduitkering is ontstaan op grond van artikel 2:216 lid 3 BW.

Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement: de administratieplicht en weerlegging van het bewijsvermoeden (art. 2:248 lid 2 BW)

De bestuurder slaagt erin het bewijsvermoeden van artikel 2:248 lid 2 BW te weerleggen door andere feiten en omstandigheden naar voren te brengen die een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Het is daarom niet langer noodzakelijk dat met behulp van een deskundige wordt vastgesteld of sprake is van een schending van de wettelijke administratieplicht (art. 2:10 BW).

Afwijzing verzoek afkoelingsperiode omdat verzoekster nakoming van (nieuwe) verplichtingen onvoldoende onderbouwt

In deze WHOA-zaak vraagt verzoekster om een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor de duur van vier maanden. Eén schuldeiser wil de akkoordvoorbereidingen niet afwachten en zegt het contract met verzoekster op. Verzoekster onderbouwt niet hoe zij (nieuwe) verplichtingen gedurende een afkoelingsperiode zal nakomen jegens die schuldeiser.