Hoge Raad oordeelt over de contractueel bedongen ondeelbaarheid van verbintenissen in het kader van splitsing en over de toepasselijkheid van de redelijkheid en billijkheid op de rechtsverhouding tussen twee executerende schuldeisers
Deze zaak betreft de Megahome-faillissementen. De Hoge Raad oordeelt over drie kwesties. Ten eerste ligt de vraag voor of voor de toepassing van artikel 2:334t lid 2 BW een verbintenis door een partijafspraak ondeelbaar kan worden gemaakt. De Hoge Raad oordeelt van niet: contractuele uitbreiding van het begrip ondeelbare verbintenissen, als bedoeld in artikel 2:334t lid 2 BW, is niet mogelijk. Ten tweede oordeelt de Hoge Raad dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting als het hof bij beoordeling van een beroep op strijd met de redelijkheid en billijkheid, ten aanzien van de verdeling van een executieopbrengst tussen twee schuldeisers, alleen omstandigheden meeweegt die zien op de verhouding tussen een van de schuldeisers en de schuldenaar. Voor de derde kwestie verwijst de Hoge Raad het geding naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde te onderzoeken of artikel 49 Fw eraan in de weg staat dat een schuldeiser, niet zijnde curator, een paulianavordering instelt tegen de failliet.
Hoge Raad, 15-03-2024