Gratema q.q. en Looyen q.q./H.

De vordering van curatoren dat sprake is van een onverplichte doorbetaling van een ten behoeve van de crediteuren ingesteld ‘noodfonds’, die is aan te merken als een samenstel van rechtshandelingen dat paulianeus is, strandt wegens het ontbreken van de vereiste sterke samenhang tussen de rechtshandelingen.

Lodder/X en Y.

Nu het pandrecht was gevestigd voor een in rekening-courant verstrekt krediet, blijft het pandrecht – ondanks een eventuele tussentijdse nulstand na verrekening – bestaan totdat die relatie is beëindigd en vaststaat dat er geen vordering op de pandgever resteert (art. 3:231 BW).

Strafrecht. Feitelijk leiding geven aan eenvoudige bankbreuk, nu verdachte als indirect bestuurder gehouden was de administratie van de door hem (indirect) bestuurde rechtspersonen tevoorschijn te brengen opdat de curator deze op de voet van artikel 92 Fw onder zich kon nemen.

Verzoek WSNP

De Hoge Raad oordeelt dat voor het verstrijken van de tienjaarstermijn van artikel 288 lid 2 onder d Fw, in geval van een beëindiging van een eerdere toepassing van de WSNP op de voet van artikel 354 Fw, moet worden aangeknoopt bij de afloop van de materiële termijn van artikel 349a Fw.

Eiseres/Curatoren Aldel

Indien de wederpartij van de failliet geen eigenaar is van het gebouw waarin of van het terrein waarop zich na ontbinding van de overeenkomst nog tot de boedel behorende zaken bevinden, maar zij daarvan wel een exclusief gebruiksrecht heeft, ontleent zij aan dat gebruiksrecht in beginsel evenzeer het recht om van de curator, bij wijze van boedelschuld, verwijdering van die zaken te verlangen. De curator is dan ook gehouden de desbetreffende zaken te verwijderen, tenzij hij stelt en bij tegenspraak bewijst dat de wederpartij daarop uit hoofde van haar rechtsverhouding met de eigenaar van het gebouw of terrein geen aanspraak kan maken.

X. / Lonis q.q.

Curator wordt bevolen tot afgifte van mallen die gebruikt worden bij de fabricage van windmolenwieken. Eiseres heeft eigendom voldoende aannemelijk gemaakt.

Na constatering dat BV ‘einde verhaal’ is, maar voor melding betalingsonmacht vestigt vennootschap nog nadere zekerheden aan bank. Anders dan het hof heeft overwogen, was bestuurder nadat de betalingsonmacht was gemeld, niet gehouden op eigen initiatief de Ontvanger te informeren over de handelswijze van de bank.

Van Leeuwen Groep c.s./Berntsen q.q.

Bestuurder en indirect bestuurders zijn aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW wegens benadeling van de gezamenlijke schuldeisers. De vordering is ingesteld door de curator (Peeters/Gatzenvordering). De bestuurders wordt verweten de vennootschap vertegenwoordigd te hebben bij het selectief betalen van schuldeisers terwijl al besloten was faillissement aan te zullen gaan vragen. Dat deze schuldeisers geen gerelateerde partijen waren, doet aan de ernstige verwijtbaarheid niet af.

Gedaagde is geen feitelijk beleidsbepaler in de zin van artikel 2:248 lid 2 BW. De rechtbank is van oordeel dat het artikel niet te ruim geïnterpreteerd moet worden.

Intermediair/X.

Bestuurdersaansprakelijkheid (art. 6:162 BW) na contractsovername. Hoewel de vennootschap ten tijde van de contractsovername al twee jaar op rij verlies maakte en zij omvangrijke schulden had bij de fiscus, is niet voldaan aan de Beklamel-norm.