Benadeling bij verkoop voor faillissement niet aangetoond.

Menzis/UWV

Het UWV slaagt erin bewijs te leveren voor de doorhem vastgestelde loonovernameperiode.

Holding B.V./Beheer B.V.

Bij stille verpanding van vorderingen op naam waarbij de te verpanden vorderingen expliciet worden vermeld op een bij de pandakte behorende pandlijst, is die lijst leidend.

Gefailleerde/Lückers q.q.

Artikel 81 lid 1 Wet RO. De vaststellingsovereenkomst tussen de gefailleerde en de curator is uiteindelijk zo uitgelegd dat fiscaal compensabele verliezen niet vallen onder de in artikel 21 Fw genoemde uitzonderingscategorieën. Daarnaast heeft verzoeker geen belang bij een proceskostenveroordeling ten laste van de curator, omdat dit zou neerkomen op een betaling van de boedel (door de curator in zijn hoedanigheid) aan de boedel.

Appellante/UWV

De regeling voor de aanvraag van een WW-uitkering na ontslag door de curator in het faillissement van de werkgever, moet strikt worden onderscheiden van de regeling voor de aanvraag van een faillissementsuitkering. Een dientengevolge apart door de werknemer aan te vragen faillissementsuitkering kent een zelfstandige en in beginsel fatale termijn van 26 weken na het faillissement van de werkgever.

Curator Bouwbedrijf Th. De Vries/X

Dat de titel voor vestiging van het hypotheekrecht haar grondslag vond in een daartoe opgestelde aanvullende overeenkomst, maakt niet dat haar vestiging en inschrijving als onverplichte rechtshandeling in de zin van artikel 42 Fw kunnen worden aangemerkt.

Bestuurdersaansprakelijkheid van foodhallexploitant nu vast is komen te staan dat bij het aangaan van de betalingsverplichtingen er sprake was van een financieringstekort.

H5 c.s./BoFinn c.s.

Onbehoorlijke taakvervulling nu gedaagde, in strijd met de statuten en zijn informatieplicht, namens de vennootschap onzakelijke leningen heeft verstrekt en kosten heeft gemaakt die vallen buiten de normale bedrijfsvoering. Hierover had gedaagde met zijn medeaandeelhouders moeten overleggen. Het ging hier immers om geld dat aan de aandeelhouders gezamenlijk toekomt.

leverancier/Curatoren V&D

Tussen V&D en de leverancier is geen geldig eigendomsvoorbehoud overeengekomen. De leverancier kan zich ten aanzien van een deel van de producten wel op het recht van reclame (art. 7:39 BW) beroepen. De dubbele termijn van artikel 7:44 BW is pas gaan lopen nadat de door V&D bedongen betalingstermijn van ‘ten minste 90 dagen’ reeds is verlopen. Oneigenlijke vermenging van producten levert wel problemen op. De leverancier dient te bewijzen welke producten onder het recht van reclame vallen. Voor zover ze kan bewijzen dat een X aantal producten van de voorraad ten tijde van het faillissement onder haar recht van reclame valt, acht de rechtbank dat voldoende om het recht van reclame in te roepen. De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid brengt met zich mee dat de curatoren zich dan niet op oneigenlijke vermenging kunnen beroepen.

UWV/Aukema q.q.

Prejudiciële procedure. De Hoge Raad komt niet terug van LISV/Wilderkink q.q.: vergoeding in verband met niet-genoten vakantiedagen is boedelvordering, ook voor zover aanspraak op vakantiedagen voor faillissement is opgebouwd. Uit HR Koot/Tideman volgt geen ander oordeel.