Famed/Kreikamp q.q.
Famed meent een pandrecht op vorderingen voor ten tijde van faillietverklaring nog onderhanden werk te hebben, terwijl dit volgens de curator niet mogelijk is omdat de vorderingen in de lezing van de curator ten tijde van faillietverklaring nog niet waren ontstaan. De Hoge Raad oordeelt, anders dan het hof deed, grotendeels ten gunste van Famed, overwegende dat de aard van de geneeskundige behandelingsovereenkomst meebrengt dat ingeval in het kader van die overeenkomst meerdere, als zodanig identificeerbare en op geld waardeerbare deelprestaties kunnen worden aangewezen, na verrichting van elk van die deelprestaties een daarmee corresponderende vordering tot betaling van loon ontstaat, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
Hoge Raad, 17-11-2017