Een stichting huurt een gebouw van vennootschap 1. De verweerder, een vereniging en tevens eigenaar van de grond, neemt de huurovereenkomsten over; kort daarop faillieert vennootschap 1. De Stichting betaalt latere huurpenningen aan de verweerder. De curator deelt later mede dat noch de eigendom van het gehuurde, noch de huurovereenkomst is overgegaan op de verweerder en vordert betaling van de huurpenningen. De verweerder pretendeert eigenaar van het gehuurde te zijn door natrekking via de grond en maakt uit hoofde daarvan, aldus de verweerder, aanspraak op de betalingen door de Stichting. Toepassing norm in HR 23 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:284). Het hof overweegt dat uit de eventuele natrekking niet automatisch volgt dat de verweerder verhuurder is, bij gebreke van overlevering van de koopovereenkomst van het gebouw door verweerder. Daarnaast is er geen sprake van een dreigende feitelijke stoornis van het gebruik door de Stichting, aangezien de verweerder vanaf de bouw van het gebouw betrokken was bij de opdracht tot bouw en de verhuur. Het hof gebiedt de verweerder de koopovereenkomst in het geding te brengen en houdt iedere verdere beslissing aan.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 06-11-2018